Nationale Raad Zwemveiligheid Heel Nederland zwemveilig

Blog: Over zwembandjes, zwemdiploma’s, zwemles en zwemveiligheid

Door: Titeke Postma*

De zomer is (eindelijk) in volle gang. Van diverse kanten komen enthousiaste berichten over records in de buitenbaden: het grootste aantal bezoekers op een dag en/of het grootste aantal verkochte abonnementen. Veel zwembaden zijn vanaf het startschot van de Nationale Maand van de Zwemveiligheid bezig met de Nationale ZwemChallenge en/of het opfrissen van zwemvaardigheden. Je ziet ook steeds vaker zwemlessen die plaatsvinden in buitenwater. We zijn goed bezig! Toch is er, zoals ieder jaar, ook een keerzijde. Er zijn alweer meerdere verdrinkingen gemeld. In Overdinkel verdronk een zevenjarige jongen in ondiep water. Hij kon niet zwemmen, maar er was ook verbazing: ‘Hoe is het mogelijk dat je verdrinkt in water dat zo ondiep is?’ Na melding van een bijna verdrinking deed een wijkagent een emotionele oproep: ‘Doe je kind zwembandjes om!’ Genoeg inspiratie voor mij om een nieuwe blog te schrijven. Deze keer over zwembandjes, zwemdiploma’s, zwemles en zwemveiligheid. Wat kunnen we nóg beter doen om de zwemveiligheid te bevorderen?

Zwembandjes en zwemveiligheid
‘Bandjes van 5 euro hadden ervoor kunnen zorgen dat het 6-jarige jongetje nu op de middelbare school had gezeten’. De hiervoor genoemde wijkagent suggereert dat zwembandjes hét wondermiddel zijn om verdrinkingen te voorkomen. Ik krijg daar altijd kriebels van en ben het er niet mee eens. Natuurlijk valt een kind met zwembandjes op. Er is ook sprake van een signaal. Je weet als toeschouwer: hier is een kind dat niet kan zwemmen. Maar wordt het kind zwemveiliger? De definitie van zwemveiligheid luidt dat je zwemveilig bent ‘als je in staat bent om in en om het water te overleven en op een veilige manier te bewegen en te recreëren in de Nederlandse watercultuur’. De zwemveiligheid wordt beïnvloed door persoonlijke- en omgevingsfactoren en de activiteit die wordt uitgevoerd.

Door het dragen van bandjes kán een kind meer opvallen in de omgeving. Maar dit geldt alleen als je het kind ziet. Dus als ouder moet je blijven opletten, alleen dan wordt de zwemveiligheid groter.

Kinderen dragen bandjes als ze niet kunnen zwemmen. Dit betekent dat ze de vaardigheden die nodig zijn om veilig te bewegen en te overleven (nog) niet beheersen. Zelfs in ondiep water wordt het dan lastig om te gaan staan als je bent gevallen. Wanneer een jong kind mét zwembandjes voorover valt en daarbij met het gezicht in het water komt, wordt het nog moeilijker om zelfstandig weer overeind te komen. De bandjes werken als het ware tegen, het is voor kinderen in die situatie lastig om de voeten weer onder het lichaam te brengen, op de bodem te plaatsen en op die manier weer te gaan staan. In dieper water is dit anders, de zwembandjes zorgen er dan voor dat een kind verticaal in het water blijft hangen. Het gevaar van voorover vallen is dan minder groot.

Door stroming of harde wind vallen kinderen met zwembandjes sneller om en kunnen ze bij aflandige wind het water in worden getrokken. Het dragen van bandjes maakt je dan niet zwemveiliger. Laten we daarom oppassen met stellige beweringen.

Zwemdiploma’s en zwemveiligheid
Op zwemles leer je vaardigheden die je zwemveiliger maken. Je gebruikt deze vaardigheden bijvoorbeeld om boven water te blijven, je naar een veilige plek te verplaatsen, in water van 2 meter diep of dieper weer boven te komen of in verticale houding (staan) te draaien. De belangrijkste vaardigheden in relatie tot zwemveiligheid zijn opgenomen in de examenprogramma’s van de Nationale Zwemdiploma’s. Deze examenprogramma’s zijn zeer compleet. De vaardigheden worden getoetst tijdens het diplomazwemmen. Daarvoor is een standaard programma met proeven ontwikkeld. Met de komst van de nieuwe Examenregeling Nationale Zwemdiploma’s is het ook mogelijk om de vaardigheden te laten zien in omstandigheden die lijken op ‘echte’ omgevingsomstandigheden (drukte, kouder water, water met stroming of golven, onvoorspelbaarder in het water terecht komen vanaf de glijbaan of een springplank). Dit kan met een maatwerk programma. Daarin kun je kinderen van bootjes in het water laten vallen, kunnen ze leuke dingen onder water zoeken of doen, kunnen ze door elkaar zwemmen en op die manier laten zien dat ze in zo’n situatie niet bang worden en het zwemmen goed kunnen volhouden. Er zijn al meerdere zwemlesaanbieders die werken met een maatwerk programma. Zij wilden de manier van toetsen graag laten aansluiten bij de manier waarop zij de zwemlessen aanbieden. Ze hebben daarom eigen proeven ontwikkeld waarin exact dezelfde vaardigheden worden getoond als in het standaard programma. De waarde van een maatwerk programma is gelijk aan het meer traditionelere standaard programma. Het diplomazwemmen is immers bedoeld om te kijken of de kinderen de vastgestelde vaardigheden voldoende beheersen. 

Zwemles en zwemveiligheid
Het leren van de vaardigheden kan op verschillende manieren worden aangepakt, zwemlessen worden op verschillende manieren aangeboden. In de animatie over zwemlesmethodes zijn verschillende variabelen op een rij gezet. Zwemlesaanbieders onderscheiden zich o.a. door de groepsgrootte, startleeftijd, volgorde waarin vaardigheden worden aangeleerd en het gebruik van verschillende materialen. Ook de (didactische) omgangsvormen zijn verschillend. Welke methode ook wordt gekozen, alle kinderen leren de vaardigheden die leiden naar de Nationale Norm Zwemveiligheid (Nationaal Zwemdiploma C). Het is aan te bevelen om de kinderen de vaardigheden te leren op een plezierige manier. Het zorgt voor positieve ervaringen, waardoor het zelfvertrouwen groeit. De kans is dan groter dat het kind zwemmen leuk vindt en met plezier blijft zwemmen na het behalen van het zwemdiploma.

Er is sprake van ‘echt’ leren als een geleerde vaardigheid kan worden toegepast in verschillende situaties. Daarom is het aanbieden van gevarieerde ‘survivalsituaties’ in de zwemles aan te bevelen. Zie zwemmen niet alleen als het aanleren van de juiste techniek. Zwem regelmatig met kleding, gebruik matten, bootjes, de glijbaan, de stroming en de golven! Een keer zwemmen in buitenwater sluit hier ook goed bij aan. Dit gevarieerd toepassen maakt kinderen nóg vertrouwder.

Ontwikkelingen op het gebied van motorisch leren geven aan dat het aanbieden van veel (omgevings)variaties aan kinderen tijdens de zwemles zorgt voor de ontwikkeling van een betere vaardigheid. Daarbij is focus op het doel van de opdracht belangrijker dan focus op de uitvoering. Opdrachten als: ‘Hoe lang kun je boven blijven?’, ‘Hoe ver kun je zwemmen zonder te gaan staan?’ of ‘Kun jij de pion op de bodem aantikken?’ zorgen voor veel (leer)resultaat. Wees niet bang dat variëren en minder technische focus een negatieve invloed zal hebben op het uitvoeringsniveau van de vaardigheden. Dat is niet zo. De hersenen worden door de variaties als het ware uitgedaagd om effectieve oplossingen te zoeken voor de ‘nieuwe/andere’ omstandigheden. Hierdoor wordt effectief geleerd. En de ervaringen komen van pas als het kind onverwacht in nieuwe omstandigheden terecht komt. Kinderen hoeven dan niet meer te veel na te denken, de verwachting is dat schrik dan veel minder effect heeft. Kinderen kunnen meer ‘als vanzelf’ omgaan met de situatie.

Opfrissen van zwemveiligheid
Enige tijd na het behalen van een zwemdiploma laten sommige kinderen een minder goed vaardigheidsniveau zien. De uitvoering van bepaalde technieken is niet meer zo perfect. Is dat erg? Het is in ieder geval niet handig. Kinderen zijn minder vaardig dan eerst. Daardoor voelen ze zich minder vertrouwd en kunnen ze minder goed omgaan met bepaalde omstandigheden. Het kan ook zijn dat ze zich minder zeker en vertrouwd voelen omdat ze lang niet hebben gezwommen en daardoor de techniek minder goed uitvoeren. Verleren ze het zwemmen? Of voelen ze zich minder vertrouwd en heeft juist dat een grote invloed? Verder onderzoek kan hier meer zicht op geven.

Maar hoe dan ook, ‘opfriscursussen’ waarin gevarieerde opdrachten in verschillende ‘survivalsituaties’ worden aangeboden dragen altijd bij aan het verbeteren van de vaardigheden en het opkrikken van het zelfvertrouwen. Op een leuke, gevarieerde manier omgaan met wisselende omstandigheden, dat zorgt voor een hoop zelfvertrouwen en plezier. Én een bijdrage aan zwemveiligheid. Laten we in de vakantie weer volop genieten van al het moois dat water te bieden heeft en met elkaar alert blijven. Fijne zomer!

* Titeke Postma was ruim 2 jaar projectleider van NL Zwemveilig. Vanuit haar bedrijf Propulz.tP werkt ze met zwembadteams en inspireert en vernieuwt ze om verandering in gang te zetten. Ze zet je op een originele, creatieve en eigenzinnige manier aan het denken over het leuk(er) maken van bewegen. Zodat bewegers ‘in beweging komen’, met plezier bewegen en daarom niet afhaken maar blijven bewegen. Voor NL Zwemveilig schrijft Titeke over diverse aspecten van zwemveiligheid.

Dit bericht is tot stand gekomen vanuit het kennisproject NL Zwemveilig.

Recente berichten

Meer Nieuws