Jonge kinderen lopen in en om huis grootste risico op verdrinking
Kinderen in de leeftijd van 0 tot 4 jaar vormen de belangrijkste risicogroep voor een verdrinking. Het gaat dan met name mis bij het spelen in en om huis, zoals in bad, of in de tuin. Het gebrek aan toezicht op het moment zelf wordt het vaakst genoemd als oorzaak van deze verdrinkingen. Dit blijkt uit nieuw onderzoek naar risicofactoren van verdrinking in Nederland dat het Mulier Instituut vandaag naar buiten brengt. Dit onderzoek werd in samenwerking met VeiligheidNL uitgevoerd als onderdeel van het kennisproject NL Zwemveilig dat wordt gecoördineerd door de Nationale Raad Zwemveiligheid. In dit onderzoek is voor het eerst in detail gekeken naar wie slachtoffers van verdrinkingen met dodelijke en niet-dodelijke afloop zijn, welke activiteiten risicovol zijn en in welke omgevingen mensen verdrinken. Het blijkt dat er jaarlijks ongeveer 200 mensen worden opgenomen in het ziekenhuis als gevolg van een verdrinking zonder dodelijke afloop. Daarnaast rapporteert het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) gemiddeld 80 dodelijke verdrinkingen per jaar. De stichting Nationale Raad Zwemveiligheid vindt het belangrijk dat voorlichting over risico’s bij water aansluit op de genoemde risicogroepen en -factoren en ziet dat de resultaten het belang van goed leren zwemmen onderstrepen.
In het onderzoek is onder andere gebruikgemaakt van registraties die ziekenhuizen hebben bijgehouden in de periode 2010-2017. Het gaat dan om bezoeken aan de Spoedeisende Hulp (SEH) en om opnamen in het ziekenhuis. Er valt op te maken dat kinderen in de leeftijd tussen 0 en 4 jaar, en dan met name de kinderen van 1 jaar, relatief vaak naar het ziekenhuis moeten naar aanleiding van een verdrinking ten opzichte van andere leeftijdsgroepen. De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) waarschuwde in 2014 ook al voor het gebrek aan toezicht als belangrijkste risicofactor voor verdrinking bij kinderen. In het algemeen blijkt verder dat verdrinkingsongevallen met name plaatsvinden in buitenwater (in een natuurgebied) of door een val of tijdens het spelen in de tuin (vijver, zwembad). Tot slot viel in een analyse van mediaberichten op dat verdrinkingsongevallen in zwembaden vaker gaan over verdrinkingen met een niet- dodelijke afloop dan verdrinkingsongevallen op andere locaties.
De uitkomsten van het onderzoek leveren veel waardevolle informatie op voor de Nationale Raad Zwemveiligheid en partners als Reddingsbrigade Nederland en VeiligheidNL om te komen tot preventieve maatregelen. Zo gaan deze partijen gezamenlijk onder meer na hoe ouders van jonge kinderen nog bewuster kunnen worden gemaakt van de risico’s op verdrinking in de buurt van water. Verder vormt dit onderzoek, samen met andere studies vanuit het kennisproject NL Zwemveilig, het uitgangspunt voor een Nationaal Plan Zwemveiligheid, waarmee de Nationale Raad Zwemveiligheid dit najaar komt. Daarin worden voorstellen gedaan hoe de zwemveiligheid in Nederland naar een (nog) hoger niveau te tillen. De onderzochte risicogroepen en -factoren zullen daarin een belangrijke plek krijgen. Daarmee is het doel dat mensen zich bewuster zijn van risico’s van verdrinking in de buurt van water via actieve voorlichting en dat iedereen in Nederland de zwemvaardigheden beheerst die zijn gekoppeld aan de Nationale Norm Zwemveiligheid (Nationaal Zwemdiploma C). Goed leren zwemmen is nog altijd de beste manier om het risico op verdrinking te verkleinen.