Nationale Raad Zwemveiligheid Heel Nederland zwemveilig

Blog: Bewegingsonderwijs in het water in Groningen

Door: Janco Nolles en Acke Lemstra (Hanzehogeschool Groningen)*

In 2010 is vanwege bezuinigingen het schoolzwemmen in Groningen afgeschaft. Argumenten hierbij waren onder andere dat praktisch alle kinderen een zwemdiploma halen en de verantwoordelijkheid hiervoor bij ouders ligt.

Nadat in 2010 vanwege financiële redenen het schoolzwemmen is afgeschaft bleek uit onderzoek van het Instituut van Sportstudies (onderdeel van de Hanzehogeschool) in juni 2015 dat slechts 35% van de kinderen het zwemdiploma A opnieuw zouden halen. Dit was voor de gemeente Groningen aanleiding om in het schooljaar van 2015 te starten met bewegingsonderwijs in het water, genaamd Bswim. In de jaren daarna heeft de Hanzehogeschool praktijkgericht onderzoek uitgevoerd om te kijken wat het effect van dit programma is. In dit blog geven we een update.

Het Bswim programma houdt in dat onder schooltijd (bovenbouw) kinderen 6 a 7 zwemlessen krijgen met als doel: behoud zwemvaardigheid, het vergroten van het plezier en het stimuleren om te blijven zwemmen. Dit betekent dat dit programma zich niet richt op het leren zwemmen, maar juist verschillende activiteiten aanbiedt die bijdragen aan de doelstelling. Er wordt gewerkt in 3 vakken waarbij in elk vak een ander thema centraal staat, denk bijvoorbeeld aan waterpolo, tikkertje, een techniek van een slag of vrije expressie.

Het Instituut voor Sportstudies heeft een aantal onderzoeken gedaan om het resultaat van het programma in kaart te brengen. In 2017 is een onderzoek verricht naar het effect op de zwemvaardigheid en de self-efficacy van kinderen. Het jaar daarna is er gestart met het monitoren van de vooruitgang van alle kinderen die deelnamen aan het programma. Om meer informatie te achterhalen over wat er nu precies werkt in het programma zijn er in 2018 interviews gehouden met de instructeurs. Tot slot worden de kinderen die deelnemen aan het programma bevraagd over hun mening en worden enkele vragen gesteld over hun eigen waargenomen zwemvaardigheid.

Zwemvaardigheid
Uit de verschillende onderzoeken die zijn uitgevoerd blijkt dat het programma een positief effect heeft op de zwemvaardigheid maar dat het meetbare effect klein is. In verschillende onderzoeken is een kleine vooruitgang te zien op verschillende onderdelen waarop de kinderen gescoord wordt. Deze onderdelen zijn gekozen op basis van de eisen van het A-diploma. Een voorbeeld hiervan is het duiken door het gat. Na zes weken gaan kinderen makkelijker door het gat en komen ze vaker door een gat dat op de afstand van diploma C ligt.

Instructeurs die lesgeven in het programma geven aan dat zij duidelijk het idee hadden dat het programma helpt bij het onderhouden van de zwemvaardigheid. De instructeurs hebben vooral het idee dat een toename in het vertrouwen leidde tot een betere zwemvaardigheid. Kinderen durfden weer meer en gingen makkelijker zwemmen. Hier volgt een uitspraak van een instructeur:

“Wat je ziet is een sterkere schoolslag, rugslag, weer eventjes de puntjes op de i, als iemand in het water springt minder paniekerig bovenkomt.”

Een bijzondere groep hierin was de groep kinderen zonder diploma. Zij zijn niet meegenomen in de onderzoeken naar zwemvaardigheid. Uit de interviews bleek dat instructeurs het jammer vonden dat er binnen het programma niet meer mogelijkheden waren om kinderen zonder diploma te leren zwemmen. Bij de kinderen die ondertussen ook niet op zwemles zaten was er geen vooruitgang op het gebied van zwemvaardigheid, al kreeg een deel van deze kinderen wel meer vertrouwen in het water.

Zelfvertrouwen en self-efficacy
Een belangrijk onderdeel van zwemveiligheid is de mate waarin iemand een realistisch beeld heeft van, en vertrouwen heeft in,  zijn eigen kunnen. Kinderen zijn hierop bevraagd. Kinderen die deel hebben genomen aan het programma scoren lager op de vraag of ze vinden dat ze goed kunnen zwemmen en of ze tevreden zijn met hun zwemvaardigheid. Daarentegen scoorden kinderen die deel hadden genomen hoger op vragen gericht op de self-efficacy als: “wanneer ik onverwacht in het water zou vallen, zou ik zonder hulp naar de kant kunnen komen”.

Een mogelijke verklaring hiervoor is dat kinderen niet weten dat ze niet zo goed kunnen zwemmen doordat ze weinig naar het zwembad komen. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de interviews met de instructeurs. Zij geven aan dat kinderen de eerste les verrast zijn door hun eigen (gebrek) aan zwemvaardigheid. Hieronder twee uitspraken van instructeurs:

“Sommigen die zwemmen nooit en komen in het bad en weten echt niet meer hoe ze moeten zwemmen”

“Een meisje dat wel een A diploma heeft maar daarna nooit weer heeft gezwommen, die is gewoon hartstikke bang voor het diepe”

Het effect van het programma lijkt te zijn dat kinderen een realistischer beeld krijgen van hun zwemvaardigheid, deze weer kunnen opfrissen en uiteindelijk laten zien weer meer vertrouwen te hebben in het water.

Wat vinden kinderen van schoolzwemmen
De mening van kinderen over het programma is verdeeld blijkt uit een Bswim brede enquête. Op de stellingen “ik heb beter leren zwemmen” en “ik voel me veiliger” geeft ongeveer de helft van de leerlingen aan het (helemaal) eens te zijn. De andere helft heeft niet het idee dat het programma effect heeft gehad op hun zwemveiligheid. Daarnaast geeft 33% aan dat ze nu meer durven in het zwembad dan voor het programma.
Opvallend is dat de gemiddelde score wanneer gevraagd wordt naar een cijfer voor plezier een 7.1 is en de gemiddelde score over het programma algemeen is een 7.0. Nog opvallender is dat kinderen het ene zwembad tot 1.5 punt hoger of lager beoordelen dan een ander zwembad. Een verklaring hiervoor is dat de kinderen aangeven dat de kwaliteiten van een lesgever erg bepalend zijn voor hun plezier in de les.

Gaan kinderen meer zwemmen?

In de interviews geven lesgevers aan dat het programma helpt bij het motiveren van ouders en kinderen om zwemlessen te volgen of de financiële hulp die hiervoor nodig is op te zoeken.

Wel geven de instructeurs over de volle breedte aan dat het programma nog verbeterd kan worden door meer mogelijkheden te bieden om kinderen zonder diploma te leren zwemmen. Instructeurs merken dat een deel van de kinderen zwemmen weer leuker vindt en hierdoor sneller weer naar het zwembad gaat. Een uitspraak van een instructeur:

“Gisteren hadden we wel 25 (kinderen) meer dan normaal. Die zitten hier rondom op school en die komen hier gewoon zwemmen in de vrije tijd”.

Conclusie
Over het algemeen lijkt het Bswim programma een bijdrage te leveren aan de gestelde doelstelling. Kinderen frissen hun zwemvaardigheid op en ervaren wat ze wel of niet kunnen in het water. Lesgevers zijn ontzettend enthousiast over wat ze kunnen bereiken in zes weken, maar zouden graag zien dat ze meer mogelijkheden hebben om kinderen zonder diploma te helpen.
Kinderen zijn, als ze gevraagd worden, verdeeld over de effecten van het programma, maar laten in hun antwoorden duidelijk zien dat de lesgevers veel invloed hebben op hoe leuk ze de zwemlessen vinden.

Het Bswim programma is een voorbeeld van een mogelijke inrichting van schoolzwemmen zoals het in Nederland vorm gegeven zou kunnen worden. Bij een grote groep kinderen levert het positieve resultaten op en draagt het bij aan het onderhouden van de zwemveiligheid. Echter lost deze wijze van invullen het probleem van ontbrekende diploma’s bij kinderen nog niet helemaal op. Kinderen worden wel meer gemotiveerd om hun diploma te halen maar krijgen daar binnen de lessen niet de mogelijkheden voor.
Daarnaast blijft het lesgeven aan grote groepen kinderen een uitdaging. Lesgevers lossen dit op verschillende manieren op. Kinderen geven duidelijk aan dat de lesgever veel invloed heeft op de vraag of ze zwemmen als leuk en plezierig ervaren. Het is extra belangrijk dat lesgevers binnen het schoolzwemmen over voldoende vaardigheden beschikken om deze kinderen plezier in zwemmen te laten ervaren.

*Janco Nolles en Acke Lemstra zijn werkzaam als (zwem)docenten bij de Hanzehogeschool Groningen en voeren gekoppeld aan het lectoraat Praktijkgerichte Sportwetenschap onderzoek uit. Het onderzoek naar het Bswim programma in Groningen wordt uitgevoerd in samenspraak met het landelijke kennisproject NL Zwemveilig. Het project NL Zwemveilig is gericht op het verzamelen en verspreiden van kennis over zwemveiligheid. NL Zwemveilig wordt gecoördineerd vanuit de Nationale Raad Zwemveiligheid en wordt ondersteund door het ministerie van VWS.

Recente berichten

Meer Nieuws