Nationale Raad Zwemveiligheid Heel Nederland zwemveilig

Blog: Is het inderdaad zo slecht gesteld met de kwaliteit van het zwemonderwijs?

Door: Titeke Postma*

Het is alweer even geleden, maar half maart 2022 stond het Nederlandse zwemonderwijs op een negatieve manier in de spotlights. Het programma Radar had onderzoek gedaan en hun conclusie was wrang: de kwaliteit van zwemonderwijs in Nederland is onder de maat. Om zwemles te geven heb je geen diploma nodig. Kinderen krijgen soms een diploma, terwijl ze nog niet goed kunnen zwemmen. Wetgeving ontbreekt, iedereen kan een eigen zwemdiploma bedenken, maken en uitgeven. In de uitzending en het bijbehorende artikel gaat het over zwemdiploma’s, lesgevers, zwemlesmethoden en zwemtechnieken. Welke invloed hebben deze onderwerpen op de kwaliteit van zwemonderwijs en, misschien nog belangrijker, zwemveiligheid? Is het inderdaad zo slecht gesteld met de kwaliteit van het zwemonderwijs? Waar zou een minimale kwaliteitseis aan moeten voldoen?

Wat is kwaliteit?

Volgens ‘Van Dale’ is kwaliteit ‘de mate waarin iets goed is’. Kwaliteit heeft daardoor iets subjectiefs. De één kan iets goed vinden, terwijl de ander daarmee niet tevreden is. Dat zie je ook in de zwembranche. De ene zwemlesaanbieder kiest voor de Nationale Zwemdiploma’s van de Nationale Raad Zwemveiligheid (NRZ), de andere voor een andere zwemdiploma’s. De één kiest ervoor om de kinderen te leren zwemmen met een ‘zwempakje’ of andere hulpmiddelen, de ander vindt dat je het zoveel mogelijk zonder materialen moet doen. Sommige aanbieders hebben een uitgesproken visie op de manier van leren zwemmen. Zij stellen bijvoorbeeld spelend leren of impliciet leren centraal. Terwijl andere aanbieders zich vooral focussen op een goede technische uitvoering van vaardigheden.

Kwaliteit die moet

Om meer zicht te krijgen op de overeenkomsten en verschillen in kwaliteit, kun je kwaliteit onderverdelen in kwaliteit die moet, hoort en mag. Kwaliteit die moet wordt bepaald door afspraken en regels. Die kunnen worden voorgeschreven door wetten. Maar ook door af te spreken waar je het met elkaar over eens bent en waar je je aan wilt houden. Kwaliteit die moet gaat altijd samen met een vorm van controle. Zo weet je of iedereen zich aan de afspraken houdt en borg je kwaliteit. Door regelmatige controle blijft iedereen scherp en kun je kwaliteit verder ontwikkelen.

Er zijn in Nederland geen wetten die iets zeggen over zwemonderwijs en zwemdiploma’s. Er is wel een Licentie Nationale Zwemdiploma’s. Die kun je beschouwen als een reeks duidelijke afspraken en regels. Als zwemlesaanbieder mag je de Nationale Zwemdipoma’s alleen uitgeven als je je aan deze afspraken houdt. De afspraken gaan over de voorwaarden om zwemles te geven en over het eindniveau van zwemles. Zo mag zwemles alleen worden gegeven door gediplomeerde lesgevers en in de Examenregeling Nationale Zwemdiploma’s wordt exact beschreven wat kinderen moeten kunnen om een A-, B- of C-diploma te halen.

Een zwemlesaanbieder moet wel een zwemlesplan maken, maar er zijn geen regels beschreven over de manier waarop de zwemles wordt gegeven. ‘Het Zwem-ABC’ is geen methode, iedereen kan zijn eigen zwemlesmethode gebruiken om kinderen te leren zwemmen. De zwemdiploma’s zijn het middel om het resultaat van de zwemles te toetsen en daarmee indirect ook de kwaliteit van de zwemles.

Zwemlesaanbieders kiezen ervoor om mee te doen met de Licentie Nationale Zwemdiploma’s. Het is een controlesysteem; je kunt daarom iets zeggen over de kwaliteit van de zwemlesaanbieders en ook over het niveau van de kinderen.

Zwemlesaanbieders die opleiden voor andere zwemdiploma’s hebben wellicht ook afspraken gemaakt. Deze zijn alleen nauwelijks inzichtelijk.

Kwaliteit die hoort

Kwaliteit die hoort wordt bepaald door verwachtingen en wensen van de klant. Uit de uitzending van Radar blijkt dat ouders verwachten dat er in Nederland één soort zwemdiploma’s is. En als hun kind een diploma heeft gehaald, verwachten ze dat dat het bewijs is dat hun kind zichzelf kan redden, dat het zwemveilig is. Het lijkt dat ouders het logisch vinden dat zwemles wordt gegeven door een gekwalificeerde lesgever. Wensen en verwachtingen van ouders gaan o.a. ook over hoe lang de zwemles duurt, hoe leuk het moet zijn en of je bij de zwemles mag kijken.

Kwaliteit die mag

Kwaliteit die mag hangt samen met de visie en keuzes van de zwemlesaanbieder. Met kwaliteit die mag maak je het verschil. Het gaat dan vooral over het proces van het leren zwemmen. Over de manier waarop je de zwemles inricht en hoe je met de kinderen en ouders omgaat. Je kunt als zwemlesaanbieder verrassen en je eigenheid neerzetten. Door in te spelen op specifieke wensen van ouders. En door kinderen te binden met een mascotte, spelletjes en/of beloningen die worden gegeven.

Zwemveiligheid

Alle zwemlesaanbieders in Nederland zullen het ermee eens zijn dat ‘zwemveiligheid’ het belangrijkste doel van leren zwemmen is. Wat moet je in ieder geval kunnen om zwemveilig te zijn? Wanneer is het ‘goed’? Is er objectief een minimale kwaliteitseis vast te stellen? In het kader van het project ‘NL Zwemveilig’ is een definitie van zwemveiligheid vastgesteld. Of je zwemveilig bent wordt bepaald door drie soorten factoren: persoon, activiteit en omgeving.

Op basis van internationaal onderzoek is een lijst met vaardigheden opgesteld die nodig zijn om jezelf te redden. Die vaardigheden zijn opgenomen in de nieuwste Nationale A-, B- en C-diploma’s (2018). Tijdens het diplomazwemmen wordt getoetst of de zwemmer deze vaardigheden beheerst.

Wanneer je kijkt naar de vaardigheden die je moet beheersen bij het behalen van andere zwemdiploma’s in Nederland, dan zie je vooral overeenkomsten. Er lijkt wel verschil te zijn in ‘hoe goed iets moet worden uitgevoerd’. In de examenregeling voor de Nationale Zwemdiploma’s wordt een uitgebreide normering beschreven. Bij andere zwemdiploma’s is dit minder transparant en niet goed na te gaan.

De omgeving of omstandigheden bepalen ook hoe zwemveilig je bent. In de zwemles wil je kinderen zoveel mogelijk voorbereiden op omstandigheden die ze tegen kunnen komen als ze gaan zwemmen of per ongeluk in het water vallen. Daarom stelt de examenregeling voor de Nationale Zwemdiploma’s een aantal omstandigheden als duidelijke voorwaarde voor het diplomazwemmen. De waterdiepte waarin kinderen bepaalde vaardigheden moeten uitvoeren moet minimaal 1.80m zijn. Ook de grootte van zwembad wordt voorgeschreven. Het wateroppervlak moet minimaal 160m2 zijn.

Hier zie je een duidelijk verschil met andere zwemdiploma’s. Kinderen kunnen deze zwemdiploma’s halen in een klein zwembad met een kleinere waterdiepte. Waar ze het diploma halen is vaak afhankelijk van het zwembad waar de zwemles wordt aangeboden.

De activiteit of opdrachten die worden uitgevoerd hebben ook een link met zwemveiligheid. Leer je alleen de vaardigheden of leer je ook om de vaardigheden toe te passen? Toepassen kun je doen door omstandigheden (stroming, golven, drukte) na te bootsen. Of door opdrachten betekenis te geven door dingen uit kistjes te halen, uit bootjes te vallen, door elkaar te zwemmen of vaardigheden toe te passen in een spel.

Dit kun je in de zwemles doen, maar ook tijdens het diplomazwemmen. De manier van toetsen verandert dan. Bij meerdere zwemdiploma’s in Nederland zie je dat dit gebeurt. Bij de Nationale Zwemdiploma’s is deze manier van toetsen niet standaard, maar met behulp van het maatwerkprogramma wel mogelijk. Maatwerk geeft vrijheid voor de manier waarop je de vaardigheden die je met elkaar hebt afgesproken wilt toetsen.

Minimale kwaliteiteis?

Zoals ik al eerder beschreef ben ik voorstander van een eenduidig zwemdiploma in Nederland. Dit vraagt om het vaststellen van een minimale kwaliteit. Welke voorwaarden moeten gelden? Wat wil je toetsen? Hoe ga je toetsen? En hoe ga je de kwaliteit controleren?

Vanuit bovenstaande beschrijving over kwaliteit denk ik dat er over een aantal zaken niet veel discussie is. De inhoud van de meeste zwemdiploma’s komt grotendeels overeen. Er is verschil in de manier waarop wordt getoetst (vaardigheden laten zien of toegepast in een opdracht). Maar dat maakt voor een minimale kwaliteit van zwemveiligheid niet uit. Hoewel we het alleen zeker weten bij aanbieders met de Licentie Nationale Zwemdiploma’s, denk ik dat veel zwemlesgevers in Nederland al opgeleid en gediplomeerd zijn.

Er is wel een duidelijk verschil in de omstandigheden waarin wordt getoetst. De waterdiepte en grootte van het wateroppervlak zijn bij veel zwemlesaanbieders afhankelijk van de accommodatie. Dat gaat volgens mij ten koste van de kwaliteit van de zwemveiligheid. Kinderen die alleen hebben gezwommen in een klein zwembadje van 1.40m diep zullen zich niet zomaar prettig voelen in een groot, diep zwembad. Er is een grotere kans dat ze zich angstig voelen als ze per ongeluk in een sloot vallen of in water terecht komen waar ze niet kunnen staan.

Op dit punt is sprake van tegenstelde belangen tussen zwemlesaanbieders. Het is niet prettig dat je voor het diplomazwemmen naar een ander zwembad moet. Het is soms omslachtig en kost meer. Toch is zwemveiligheid ons gezamenlijke belang. Reële omstandigheden horen bij de minimale kwaliteit.

Kwaliteitsbewaking

Streven naar eenduidigheid en kwaliteit kan niet zonder kwaliteitssysteem. Niet iedereen is daarvan gediend. ‘Gewoon’ omdat zwemlesaanbieders graag onafhankelijk willen blijven, het (volgens de wet) niet hoeft of omdat het te veel geld kost. Maar we ontkomen er niet aan. Hoe willen we omgaan met kwaliteit in onze branche? Gaan we uit van het gezamenlijke belang? Of juist van de onderlinge verschillen? Kunnen en willen we samen afspraken maken? Of is het nodig om het te laten voorschrijven door een ministerie?

Mijn persoonlijke conclusie is dat we al jaren bezig zijn met het verzorgen van goed zwemonderwijs. Ja, er zijn zwemlesaanbieders die er een potje van maken. Ja, er zijn tegengestelde belangen. Maar er zijn meer overeenkomsten. Er zal zeker iets moeten veranderen. Ik hoop dat het gaat lukken om vanuit de overeenkomsten nader tot elkaar te komen. En de (minimale) kwaliteit van ons product als uitgangspunt te nemen om afspraken te maken en ons hier samen aan te houden. Zodat we geen Radaruitzendingen over dit onderwerp meer hoeven te verwachten.

*Vanuit haar bedrijf Propulz.tP begeleidt Titeke Postma kleine en grote organisaties in het verder verbeteren van de kwaliteit van het zwemlesproduct. Ze inspireert en vernieuwt om verandering in gang te zetten. Ze zet je op een originele, creatieve en eigenzinnige manier aan het denken over het leuk(er) maken van bewegen. Zodat bewegers ‘in beweging komen’, met plezier bewegen en daarom niet afhaken maar blijven bewegen. Voor de Nationale Raad Zwemveiligheid schrijft Titeke over diverse aspecten van zwemveiligheid.

Recente berichten

Meer Nieuws