Blog: Zwemveiligheid en zwemlessen voor baby’s en peuters
Door: Judith van Driel en Jarno Hilhorst
Kinderen in de leeftijd van 0 tot 4 jaar vormen zowel in Nederland als internationaal een belangrijke risicogroep als het gaat om verdrinking. Met name bij het spelen in en om huis, zoals in bad of in de tuin, gaat het mis (World Health Organization, 2014). Het gebrek aan toezicht op het moment zelf wordt het vaakst genoemd als oorzaak van deze verdrinkingen (Floor, Eriks, Collard, 2019). Tegelijk is er een divers aanbod aan zwemactiviteiten voor baby’s en peuters en worden regelmatig twee vragen gesteld: Moeten we kinderen niet al op jongere leeftijd op zwemles doen? Wat is de waarde van overlevingszwemmen voor baby’s en peuters in relatie tot zwemveiligheid? Vanuit het kennisproject NL Zwemveilig hebben we gekeken hoe het aanbod van baby- en peuterzwemmen in Nederland er uit ziet en wat de wetenschap eigenlijk zegt over deze twee vragen. In deze blog delen we een aantal inzichten hierover.
Vanaf 4 jaar gaan veel kinderen in Nederland op zwemles om te leren zwemmen (gekoppeld aan het behalen van zwemdiploma’s). Door te leren zwemmen en daarna regelmatig te blijven zwemmen, stimuleren we kinderen om zwemvaardig en ‘zwemveilig’ te worden en maken we de kans op verdrinking zo klein mogelijk. In de verdrinkingscijfers is te zien dat kinderen van 5-19 jaar relatief minder vaak verdrinken dan 0-4 jarigen. Logischerwijs zou je dan zeggen: “Zorg ervoor dat jongere kinderen ook al zwemles krijgen, dan verdrinken er minder!” Helaas is dit niet zo makkelijk als het klinkt: kinderen jonger dan vier jaar zijn namelijk nog niet in staat om de complexe bewegingen te leren die voor zwemmen noodzakelijk zijn. Echt zwemveilig kunnen jonge kinderen dus nog niet worden.
Wel wordt aangeraden om jonge kinderen alvast te laten wennen aan ‘bewegen in water’. Onderzoek wijst namelijk uit dat kinderen ouder dan 1 jaar (1-4 jaar) ‘mogelijk baat kunnen hebben bij het leren van zwem- en survivalvaardigheden’ (Blitvich, 2012; Brenner et al., 2009; Weiss et al., 2010). Het gaat dan niet zozeer om de meer complexe zwemvaardigheden, maar wel het leren van bepaalde basisvaardigheden, zoals drijven en voortbewegen met een ‘eigen zwemslag’ (Weiss et al., 2010; Brenner et al., 2009). De onderzoeken benadrukken dat bewegen in water in welke vorm dan ook niet het verdrinkingsrisico perse verkleint of zodanig verkleint dat het een vervanging is voor andere vormen van preventie, zoals (ouderlijk) toezicht, barrières en verdere educatie. Naast zwemvaardigheden is ook het kunnen inschatten van risico’s en eigen kunnen een belangrijk punt bij preventie van verdrinking en jonge kinderen zijn hier simpelweg nog niet toe in staat.
Bewegen in water
Zoals gezegd, wordt aangeraden om kinderen al op jonge leeftijd in aanraking te laten komen met bewegen in water, waarbij de focus ligt op het ontwikkelen van watergevoel (ook wel ‘watervrij’ of ‘watergewenning’ genoemd). Watergevoel houdt in dat iemand leert ‘grip’ te hebben op het water: het gevoel dat je evenwicht kunt bewaren en zelfstandig terug kunt komen in een veilige positie. Het kind is dan niet overgeleverd aan het water, maar kan zichzelf (een beetje) redden. Bijvoorbeeld door als het in het water valt te gaan staan als het ondiep is of door op de rug te draaien en te drijven als het water dieper is. In zwemles is het ontwikkelen van watergevoel één van de eerste dingen die kinderen leren.
Baby’s en peuters zijn wel in staat om watergevoel te ontwikkelen, maar zijn nog niet in staat om complexe zwemslagen te leren. Daarom leren ze voortbewegen met een ‘eigen zwemslag’ (dat wat ze van nature doen). Lange stukken zwemmen wordt daarmee echter lastiger. De eigen zwemslag veroorzaakt vaak nog veel weerstand tijdens het voortbewegen en mede daardoor kunnen ze het voortbewegen niet zo lang volhouden. Daarom is er bij zwemles uiteindelijk ook focus op zwemtechniek: je leert efficiënter, en daardoor langer, voortbewegen, wat de kans op overleven vergroot.
Veranderende internationale visie
Internationaal is de visie op baby en peuterzwemmen langzaam aan het veranderen. Voorheen was bewegen in water voor jonge kinderen vooral gericht op ‘gezellig samen zijn’ en de eerste stapjes van het ontwikkelen van watergevoel. Ook vanuit wetenschappelijke literatuur werd er toen niet perse geadviseerd om jonge kinderen ervaring te laten opdoen met bewegen in water, aangezien er geen wetenschappelijke onderbouwing was dat dit positieve effecten op zou leveren. Inmiddels is deze visie veranderd en wordt er wél geadviseerd om kinderen vanaf 1 jaar te laten beginnen met bewegen in water. Hoewel uit onderzoek geen onderbouwing is dat kinderen sneller of beter leren zwemmen als ze al op jonge leeftijd deelnemen aan beweegactiviteiten in water, lijkt het wel positieve effecten te hebben op de fysieke en motorische ontwikkeling (Jorgensen, 2013). Voor kinderen jonger dan 1 jaar wordt ‘zwemles’ niet aanbevolen. Naast dat zij qua ontwikkeling nog niet in staat zijn om de benodigde beweegvaardigheden te leren, zijn zij ook nog niet in staat hun ademhaling te reguleren (Denny et al., 2019). Dat is juist een belangrijke basisvoorwaarde voor bewegen in water/leren zwemmen.
Aanbod in Nederland
In de afgelopen jaren is het aanbod van (zwem)lessen voor jonge kinderen meer divers geworden. Naast baby- en peuterzwemmen met kind en ouders, waarin de nadruk vooral ligt op plezier in bewegen en sociale binding, is ook het aanbod wat betreft overlevings- en survivalzwemmen aan een opmars bezig. Dit waait deels vanuit het buitenland, met name de VS, over. Onderstaand schema geeft een overzicht van verschillende ‘soorten’ aanbod van baby- en peuterzwemmen in Nederland. Het laat zien dat het doel van de lessen, de vaardigheden die worden geleerd en de organisatie van de lessen varieert.
Klik hier voor het volledige schema
Geen goed of fout
In het schema zit geen volgorde of ordening van welke lessen of vormen beter zijn dan andere. De waarde van de programma’s, ook in termen van zwemveiligheid, hangt onder meer af van de doelen die je ermee hebt, hoe de lesgevers het uitvoeren en wat ouder en kind wensen te ervaren.
Het is belangrijk dat ouders en zwemonderwijzers goed kijken welke (soort) zwemles past bij het kind en helder zijn in de doelstellingen en verwachtingen. Niet iedere zwemles is geschikt voor elk kind en vice versa. Verdiepen in hoe de zwemles gegeven wordt, wat er gevraagd wordt van het kind en of de ouder daar gerust mee is, is van groot belang. Daarnaast ontwikkelt ieder kind zich in een ander tempo. Kijk dus goed naar het individuele kind.
Bij aanbod dat zichzelf promoot onder de noemer van overlevingszwemmen of survival is het extra belangrijk om duidelijk te zijn naar ouders wat je wel en niet kunt bereiken bij jonge kinderen. Uit onderzoeken lijken dergelijke programma’s voor kinderen vanaf 1 jaar geen schadelijke effecten te hebben en actief werken aan zwemvaardigheden bij jonge kinderen kan waardevol zijn. Echter, wil je wel schijnveiligheid voorkomen en ervoor zorgen dat ouders blijven beseffen dat jonge kinderen risico’s bij water niet goed kunnen inschatten en dat ze zelf moeten blijven opletten op hun kind.
Transfer
In algemene zin gaat op dat kunnen (survival)zwemmen nooit een garantie is op niet verdrinken.
Er is weinig onderzoek gedaan naar de effectiviteit van survivallessen aan baby’s en peuters en er is dan ook geen bewijs dat (jonge) kinderen door deze lessen minder (snel) verdrinken. Waar we sowieso nog weinig van weten bij zwemles in het algemeen is de transfer van de geleerde (zwem)vaardigheden. Bij transfer draait het om de vraag: Worden de vaardigheden die geleerd worden in de zwemactiviteit of zwemles ook juist toegepast in echte situaties? Voor situaties die gelijk zijn aan die van de zwemlessen, met verwarmd water in een zwembad, lijkt die toepassing in echte situaties buiten lessen om er wel te zijn. Maar alleen als kinderen regelmatig blijven oefenen. Voor situaties die minder lijken op zwemles, zoals bij een echt onverwachte val in koud buitenwater of bij zwemmen in zee met golven en stroming, is de transfer helaas nog weinig onderzocht. Er zijn indicaties die laten zien dat in het zwembad geleerde vaardigheden minder goed worden uitgevoerd in andere, lastigere, omstandigheden. Ook het voorbereiden op situaties met stress, zoals bij een echte verdrinking, is lastig te oefenen. Dit wil niet zeggen dat zwemles niet nuttig is of dat de huidige zwemlessen niet goed zijn opgebouwd. Het is vooral belangrijk te realiseren dat hoe goed iemand ook getraind is, zwemveiligheid dynamisch is en naast vaardigheden ook afhangt van persoonskenmerken en wisselende omgevingsfactoren*.
Tot slot
Samengevat weet de literatuur eigenlijk nog niet veel over zwemles voor jonge kinderen in relatie tot verdrinkingspreventie en staat het onderzoek ernaar nog redelijk in de kinderschoenen. Meer onderzoek, liefst ook gekoppeld aan de programma’s in Nederland zelf, is wenselijk. Wel is het duidelijk dat jonge kinderen baat kunnen hebben van het meedoen aan beweegactiviteiten in het zwembad. Het is dan wél belangrijk om helder te zijn over doelstellingen, realistische verwachtingen te schetsen en ouders goed te informeren.
Over de auteurs:
Judith van Driel is projectleider bij de Nationale Raad Zwemveiligheid, afgestudeerd als onderwijskundige en daarnaast in de zomermaanden actief als lifeguard op de Nederlandse stranden.
Jarno Hilhorst is manager Kenniscentrum Zwemmen bij de Nationale Raad Zwemveiligheid. Vanuit die functie is hij tevens projectmanager van het kennisproject NL Zwemveilig. Hij heeft een achtergrond qua opleidingen in sportkunde en pedagogiek en heeft voor zijn functie bij de NRZ 8 jaar bij een onderzoeks- en adviesbureau gewerkt.
Deze blog en het schema is mede gebaseerd op de resultaten van een expertmeeting over baby- en peuterzwemmen die op 4 oktober 2019 in Ede plaatsvond. Bronnen en aanvullende info:
* definitie en animatie zwemveiligheid.
Kleine beweegagenda: De kleine beweegagenda | Mulier Instituut
Literatuurlijst
Blitvich, J. D., Moran, K., Petrass, L. A., McElroy, G. K., & Stanley, T. (2012). Swim instructor beliefs about toddler and pre-school swimming and water safety education. International Journal of Aquatic Research and Education, 6(2), 3.
Brenner, R. A., Saluja, G., & Smith, G. S. (2003). Swimming lessons, swimming ability, and the risk of drowning. Injury control and safety promotion, 10(4), 211-215.
Denny, S. A., Quan, L., Gilchrist, J., McCallin, T., Shenoi, R., Yusuf, S., & Weiss, J. (2019). Prevention of drowning. Pediatrics, 143(5).
Floor, C., Eriks, M., & Collard, D. C. M. (2019). Risicofactoren van verdrinking in Nederland. Mulier Instituut.
Jorgensen, R. (2013). Early years swimming: Adding capital to young australians, final report. Southport, QLD Australia: Griffith Institute for Educational Research.
Weiss, J., Gardner, H. G., Baum, C. R., Dowd, M. D., Durbin, D. R., Ebel, B. E., … & Scholer, S. J. (2010). Policy statement-prevention of drowning. Pediatrics, 126(1), 178-185.
World Health Organization. (2014). Global report on drowning: preventing a leading killer. World Health Organization.